"Als aannemer wil je mensen gelukkig maken"

"Als aannemer wil je mensen gelukkig maken"

De bouw van de Oosterscheldekering eind jaren zeventiginspireerde hem om de weg- en waterbouw in te gaan.De wereld van tunnels, viaducten en andere kunstwerken.En vooral veel beton. Wat volgde was een loopbaan bijdiverse bouw-gerelateerde bedrijven en organisatieswaardoor zijn ervaring en expertise groeide. Het kwam altijdop zijn pad. Zo ook het Vriezenveense aannemersbedrijfBramer waar hij vanaf 2020 directeur is. Een gesprek metPeter Leferink over zijn loopbaan, de bouw en de toekomst.“Systemen werken niet, mensen wel.”

Peter Leferink werd 58 jaar geleden geboren in Hengelo. Zijn vader werkte bij Holland Signaal en kwam thuis met mooie verhalen als hij weer eens op marineschepen in buitenlandse havens had gewerkt aan de modernisering van radarsystemen. “Een vakman”, zegt hij: “Wat zijn ogen zagen konden zijn handen maken. Werktuigbouw, mechanica; het interesseerde mij ook wel, tot ik dat plaatje van de stormvloedkering zag. Dat intrigeerde mij.” Het werd dus weg- en waterbouw en zijn afstudeerklus was de tunnel in de A1. Hij wilde vervolgens door naar het HBO: “Maar ik had, vanwege een lange ziekteperiode, niet de benodigde cijfers voor natuur-en wiskunde. Later wel, door thuis- en avondstudie.” Hij kwam als tekenaar-ontwerper bij Oranjewoud in Heerenveen. Zijn werkgebied werd Almere, dat destijds uit de grond werd gestampt. “De stad, toen nog ‘slechts’ 60.000 inwoners, groeide in recordtempo. Nieuwbouw, stadsverwarming, verschillende projecten, infrastructuur; het heette toen nog niet gebiedsontwikkeling, maar dat was het wel.” Na acht jaar stapt hij over naar Witteveen en Bos. In de avonduren studeerde hij, in de dagelijkse praktijk groeide zijn kennis verder. Nodig want: “De bouw werd slecht begrepen. Er was een kloof tussen overheid, aannemers en ontwikkelaars.” Hij keerde terug naar Oranjewoud dat stevige groeiambities had in Oost Nederland en kwam vijf jaar later vervolgens bij de Randstad Holding terecht. “Daar heb ik een belangrijke barrière overwonnen door mensen te bellen. Daar moet je wel de telefoon pakken, mensen bellen, acquisitie doen. Nooit meer moeite mee gehad.”

Projecten en detacheringen

Na vijf jaar in de detachering ging hij slechts kort aan de slag als commercieel manager bij Hegeman Bouwgroep in Almelo om daarna echt voor zichzelf te beginnen: wat volgde was opnieuw de wereld van projecten en detacheringen en hij richtte het bedrijf Impect op. Samen met investeerders, een eigen bedrijf, dat de eerste opdracht kreeg van supermarkttycoon Albada Jelgersma om alle formules om te bouwen naar Konmar. “Het ging om achthonderd winkels en per jaar moesten er 35 worden omgebouwd. Alles ging eruit en vervolgens werd het na een week als Konmar geopend. Aanvankelijk was het een drama”, zegt Leferink: “We hadden veel vragen of alles wel in orde was. Maar er was niets geregeld: geen mensen, geen tekeningen, geen spullen. Uiteindelijk groeide zijn bedrijf in vier jaar tijd uit tot een onderneming met 85 mensen in dienst.” Maar hij liet ‘zijn kindje’ toch achter. De teller ging op nul. Hij ging weer pionieren en toen kwam DHV, later Royal HaskoningDHV, op zijn pad. Bij DHV werd hij regiodirecteur Oost-Nederland. Jaren later fuseerde DHV met Royal Haskoning, kreeg last van de recessie en moest stevig inkrimpen. “Het ging van 4800 mensen naar 2500 mensen. Daar ben je dan druk mee terwijl je weet dat er een moment kan komen dat er ook een kruisje bij jouw naam staat. Dat gebeurde ook maar kijk: ik ben toch een bouwer. Je wilt met mensen werken, met een team om je heen, samen meerwaarde creëren. Mooie projecten doen en bouwen aan Nederland. Ik kende inmiddels wel mijn tekortkomingen, maar wist ook dat ik een mensen mens ben. Ik denk niet in beperkingen, zoek altijd naar de creatieve oplossingen.” Zijn volgende stap was de gemeente Almelo waar hij zes jaar lang werkte: aanvankelijk als manager beheer openbare ruimte en vervolgens als Hoofd eenheid fysiek. “Maar na zes jaar was mijn houdbaarheidsdatum wel verstreken. Je wilt doorpakken maar je wordt gemangeld tussen ambitie, bestuur, regeldrang en systeemdenken. Een overheid kan zeker wel kiezen voor een bedrijfsmatige aanpak, maar je kunt geen entiteit op zich zijn in een gemeentelijke organisatie. Toch moet je mee in dat proces en dat is de makke van de overheid. We hebben mooie dingen bereikt, dat wel, maar we hadden het sneller voor elkaar kunnen krijgen als mensen zich niet zo verlamd voelen door systemen. Systemen werken niet, mensen wel.” Hij wilde terug naar het bedrijfsleven, was ook teleurgesteld: “Ik heb de wil van een veranderende overheid overschat.”

"De bouw heeft een vastberadenheid en is vasthoudens om innovatief te werken, om mensen blij te maken"

Drang om te bouwen

Peter Leferink bekent dat hij door al die jaren heen de drang heeft gehad om te bouwen: “Niet alleen fysiek maar ook in een organisatie. En daarbinnen kansen afwegen, soms ook kansen laten liggen.” Als hij zijn bakens wil verzetten komt Bramer in Vriezenveen op zijn pad. Een bouwer met een rijke traditie vanaf 1922 en bovendien een familiebedrijf. Een aannemer die goed is geworteld in de bouw met een omzet van circa veertig miljoen en voornamelijk actief in woningbouw en utiliteit, vertelt Leferink: “Ik kwam binnen in 2020 en zag alle kenmerken van een familiebedrijf. Er werken bij ons 85 mensen, waarmee we de bouw omhoog krijgen. We kennen onze onderaannemers, hebben een eigen timmerfabriek en ontwikkelen en bouwen met eigen woonconcepten. We bouwen seriematig betaalbare woningen voor corporaties, beleggers en particuliere kopers, maar ook schoolgebouwen, een zwembad, zorgcomplexen en transformeren gebouwen. De verhouding nu is zo’n zestig procent utiliteitsbouw en veertig procent woningbouw.” Dat het voor de bouwsector allerminst vrolijke tijden zijn, realiseert Leferink zich terdege: “Maar ik ben geen pessimist, voor mij is het glas altijd half vol. Natuurlijk hebben we de stikstofproblematiek, maar ik denk dat we er in onze regio iets minder last van hebben. De druk op de woningmarkt? De woningbouwcorporaties staan voor uitdagingen ja. Bestaande woningen moeten worden gerenoveerd om duurzaam te zijn, nieuwe woningen moeten gasloos en zo duurzaam mogelijk. Er is een pakket regels waardoor de prijzen stijgen. Wat je daar tegenover kunt zetten? We moeten veel meer uitgebalanceerd bouwen. Woningen die honderd jaar meekunnen. Woningen zonder fratsen, zonder tierelantijnen en met lage onderhoudskosten. Het eerlijke verhaal vertellen, dat is duurzaam. Corporaties moeten daarover nadenken wanneer je nieuwe ruimte creëert als je in wijken gaat slopen en wilt vernieuwen.” Hij vervolgt: “De totale sector wordt natuurlijk getroffen door de regeldrang: we moeten voldoen aan BENG en lage MPG-scores, biodiversiteit, groen en biobased materiaal. Prima ambities, maar wat we vergeten is om de afnemers te vragen of ze dat ook willen. Wat ze wel willen zijn betaalbare woningen en projecten. We weten als bouwers soms niet aan welke knoppen we moeten draaien. Een simpel voorbeeld: de elektrificatie. Een elektrisch aangedreven kraan is verschrikkelijk zwaar. Die zou in Amsterdam zo in de gracht zakken. En over elektriciteit gesproken: het duurt inmiddels een jaar voordat je op de bouwplaats überhaupt stroom kunt krijgen. Alles bij elkaar zorgt dat voor een toenemend cynisme. Jammer, want ons vak is prachtig mooi. Wat je doet doe je voor de mensen. Wij bouwen scholen, mooie scholen die zorgen dat de leerlingen goede leerprestaties behalen. Gelukkig is er niet alleen cynisme. De bouw heeft een vastberadenheid, een sector die vasthoudend is om innovatief te werken, om mensen blij te maken met een mooi woonhuis, kantoor, school of ziekenhuis.”

Nog meer regels

“Als bouwsector hebben we het vermogen om 100.000 woningen per jaar te bouwen voor de urgente woonbehoefte in Nederland. Maar het liefst ‘not in my backyard’. Dus krijg je weer te maken met bezwaarprocedures van omwonenden. Al met al zou deregulering een sneller bouwproces mogelijk moeten maken, maar de praktijk is dat er alleen maar meer regels zijn bijgekomen.” Ook regels die zorgen voor toekomstige problemen, voegt hij toe: “De flexwoning kan snel gebouwd worden door toepassing van de crisis- en herstelwet, dus omzeil je de reguliere regelgeving. Maar waarom gebruiken wij die schaarse gronden niet om er de gewenste woningen op te bouwen, die wel 100 jaar kunnen blijven staan. Straks zitten we met verkeerde woningproducten op verkeerde plekken. Maar Hugo de Jonge hoort ons wel, maar hij luistert niet. We moeten het samen doen met de mensen om ons heen, vertrouwen krijgen van alle partijen inclusief de overheid, dan redden we het als sector.” Peter Leferink vindt zichzelf geen detailpurist, hij kijkt liever naar de hoofdlijnen en kent inmiddels de kunst van het tijdig loslaten. “Ik ben echt geen bouwkundige, zit veel meer aan de voorkant van het proces om projecten te ontginnen en te initiëren. Plannen maken met corporaties, gemeentes, beleggers of in samenwerkingsverband. Daarom geniet ik van dit vak. Want nogmaals: waar doen we het voor, waarom ontwikkelen en bouwen wij woningen, scholen, zorgcomplexen, kantoren of ander soortige gebouwen. Om mensen gelukkig te maken met een mooie leef- of werkomgeving.” Dat het een moeilijke tijd is en bouwen duur is, weet de directeur van Bramer maar al te goed. Toch blijft het glas half vol besluit hij: “Ik zie echt wel licht aan het einde van de tunnel. Maar we moeten het met elkaar zelf aansteken.”

>
>
>
haringparty2024
CuliRally
TOM's Rally