Radboud Dood, Investment Manager van Energiefonds Overijssel
Hij is Investment Manager bij Energiefonds Overijssel, het eerste én grootste regionale energiefonds van Nederland. In die hoedanigheid verstrekt Radboud Dood (53) niet alleen financieringen aan groene en duurzame bedrijven en projecten, hij probeert ook impact te maken in een participerende rol. “Dat is voor mij de kick”, zegt de bevlogen inwoner van Glanerbrug. “Ik houd mensen niet alleen een spiegel voor, maar begeleid ze ook met strategische inzichten op weg naar een mooie, groene toekomst.”
Eerst even, om misverstanden te voorkomen: Energiefonds Overijssel geeft, plat gezegd, geen gratis geld, niet? “We zijn inderdaad geen flappentap, verschaffen geen subsidies”, beklemtoont Radboud. “We zijn – met een duur woord – revolverend. Het geld moet wel terugkomen, willen we onze maatschappelijke meerwaarde blijven geven. De energietransitie is zó groot, het is geen eenmalig ding, ik denk dat we tot in lengte van jaren nodig zijn.”
Dat is mooi, dat is goed, maar toch nog heel even de advocaat van de duivel uithangen. Want in welk opzicht onderscheidt het Energiefonds zich dan van een normale bank? “Toch wel op een aantal belangrijke punten”, zegt hij. “Wij kunnen met een beperkt hoger risicoprofiel financieringen en leningen verstrekken, bijvoorbeeld ook aan energiecoöperaties. We zijn flexibel en hebben een beduidend langere adem. Daar waar een bank bijvoorbeeld op een looptijd van tien jaar financiert, kunnen wij dat doen op misschien wel vijftien of achttien jaar. Dat geeft zo’n project nét voldoende financiële ruimte, waardoor het wél uit kan. We hebben geen extreem laag rentetarief, moeten ons wel aan de marktrente conformeren en we maken gewoon zakelijke afspraken metelkaar. Daarnaast bieden we een duidelijke meerwaarde in de vorm van actief participeren. We denken mee met de ondernemer, delen onze kennis en ons netwerk.”
Mannetjesputter
Daarover
later meer, eerst even over Radboud zelf. Een geboren
Glanerbrugger, die bedrijfseconomie studeerde aan de
Universiteit van Amsterdam, maar zijn geboorteplaats trouw
bleef. Zo voetbalde hij voor, tijdens én na zijn studie in het
eerste elftal van Avanti Wilskracht, en etaleerde hij zich op
de groene grasmat als een heuse mannetjesputter. “Ik was
verdediger of verdedigende middenvelder, een kruising tussen
Adri van Tiggelen en Jan Wouters: onverzettelijk,
fanatiek,
hard maar rechtvaardig. Ik werd vaak ingezet om de angel uit het spel van
de tegenpartij te halen. Zo gaf de trainer me eens de opdracht mijn directe
tegenstander op de huid zitten en uit te schakelen; dat zou de sleutel
zijn tot de winst. Hij zei: ‘ook al gaat-ie naar de wc, dan nóg volg je
hem.” Bij wijze van spreken dan. Maar ik voerde mijn taak uit en we wonnen.”
Fanatiek, onverzettelijk en een goed inzicht: het zegt wel iets over zijn karaktereigenschappen. “Als ik ergens voor ga, wil ik het goed doen. Winnen, het liefst op mijn eigen manier, alles eruit halen wat er in zit. Voor mijn afstuderen zocht ik heel bewust een bedrijf dat bij een opdracht paste die ik zelf had bedacht. Ik ben met verschillende bedrijven, van Scania tot Schiphol, in gesprek geweest, maar het werd uiteindelijk Akzo Nobel (Nobian) in Hengelo.”
Brugfunctie
Zo
was Radboud terug in Twente, waar hij aan de slag ging bij Ten Kate Huizinga,
als bedrijfsadviseur voor het MKB in Oost-Nederland. “Daar hield ik ondernemers
al een spiegel voor, legde ik niet alleen een rapport neer, maar dacht
ik ook - hands on - mee over het oplossen van problemen en de ontwikkeling
van bedrijfsidentiteit en toekomstplannen.” Vervolgens kwam hij in aanraking
met private investeerders. “Zij hadden geld, maar wisten niet hoe ze dat
moesten inzetten. Bij veel ondernemers merkte ik daarentegen dat ze geen
idee hadden hoe ze aan kapitaal moesten komen.”
Het leidde tot een overstap naar OostNL, partner voor innovatieve ondernemers in Overijssel en Gelderland. “Ik vervulde daar een brugfunctie tussen de vraag naar en aanbod van kapitaal. We zorgden voor wederzijds verwachtingsmanagement en brachten zo partijen op een goede manier met elkaar in contact. Dat was best een mooie rol, maar ik miste een beetje de voldoening van een volgende stap, het écht meehelpen aan het realiseren van succes. Ik voelde me iets teveel de makelaar. Dat ging beter toen ik binnen OostNL kon gaan werken bij de afdeling Capital, die zich richten op het financieren van innovatieve ondernemers met een brede technologische invalshoek.”
In 2018 stapte hij over naar zijn huidige functie, Investment Manager bij Energiefonds Overijssel. “Mijn werk veranderde inhoudelijk niet zoveel, alleen ging het nu wel expliciet om duurzame bedrijven en projecten. Dat vond ik een zinvolle toevoeging. Of ik al ‘groen’ was? Laat ik het zo zeggen: ik ben altijd begaan geweest met het milieu, maar het waakvlammetje dat er altijd wel was, is in die periode aangewakkerd tot een vurige ambitie.”
330 miljoen euro
Dat
is zeven jaar later niet anders. Radboud zit met het Energiefonds, dat
later dit jaar haar 12,5 jarig bestaan viert, duidelijk in de lift. Even
wat cijfers: de huidige fondsomvang bedraagt 330 miljoen euro. “We zetten
elk jaar circa 40, 50 miljoen euro bij duurzame bedrijven en projecten
uit”, verklaart hij. “Die middelen komen op termijn ook weer naar ons terug,
in de vorm van rente en aflossing (bij leningen) of door de verkoop van
ons belang (bij participaties).”2-uitstoot
die hiermee bereikt wordt. Dat is hét grote doel. In totaal hebben we inmiddels
voor 400.000 ton aan CO2-uitstoot
bespaard. Dat staat gelijk aan de CO2-uitstoot
van de huishoudens van Enschede, Zwolle en Almelo bij elkaar, iets meer
dan 175.000 huishoudens bij elkaar. Dus het is niet alleen roepen, maar
we kunnen ook aantonen dat we de energietransitie en de circulaire economie
nadrukkelijk dienen.”
Op dit moment heeft het Energiefonds meer dan tweehonderd financieringen verstrekt, voor in zijn totaliteit bijna 400 miljoen euro. Allemaal aan duurzame bedrijven projecten. “Elke financiering”, vult hij aan, “is gekoppeld aan de vermindering van CO
À propos: Radboud is in dienst bij impactfondsmanager StartGreen Capital. “Dat is mijn werkgever. De provincie Overijssel is de aandeelhouder van het fonds en StartGreen Capital de fondsmanager. Met StartGreen hebben we in totaal vijf fondsen onder beheer, met een omvang van meer dan 600 miljoen euro. Allemaal gericht op het maken van impact.”
Radboud beperkt zich met het Energiefonds niet tot het sec verstrekken van leningen, hij heeft een actieve rol bij de participatie. “Daar haal ik de kick uit”, stelt hij. “Zelf heb ik minder verstand van de technologische kant, maar ik denk wel strategisch mee en houd de ondernemer bij de les. Het adagium bij veel technologie gedreven ondernemers is ‘we moeten nóg beter, we moeten nóg beter’; terwijl ze vaak onvoldoende stilstaan bij wat ze al bereikt hebben. Dat is vaak al heel knap en het is de kunst om daarvan een succesvol bedrijf te maken. Die spiegel houd ik ze voor, waarbij ik probeer te zorgen voor een gezond evenwicht tussen realiteitszin en groei. Kijk, mensen met duurzame bedrijven handelen ook vaak vanuit een intrinsieke motivatie. Het is pure toewijding. Maar iets kan wel wetenschappelijk bewezen zijn, het is belangrijk om het ook maatschappelijk zinvol te maken.” Radboud Dood is geknipt om die vertaalslag te begeleiden, zo heeft-ie meermaals bewezen. “In mijn beleving heb je altijd drie fases: de eerste is technologie-ontwikkeling, of iets daadwerkelijk werkt. Vervolgens moet de technologie verpakt worden in een werkend product, en daarna moet er een succesvol bedrijf van worden gemaakt.”
Cooll
Eén
van de meest aansprekende en vernieuwende bedrijven waarin Energiefonds
Overijssel participeert, is Cooll in Hengelo, ontwikkelaar van een duurzame,
gasgestookte warmtepomp. Radboud: “De technologie werkt, het product is
gevalideerd, het is veilig, dat is aangetoond. We zitten in de derde fase,
de warmtepomp draait al in de een paar huizen, nu staat Cooll voor de uitdaging
om tot grootschalige productie en verkoop te komen. Dat is een interessant
proces. Vanuit mijn rol en samen met andere investeerders ondersteun ik
het team van Cooll op een actieve manier.” De Glanerbrugger is heilig overtuigd
van de energiebesparende en innovatieve potentie van Cooll. “Ze hebben
een zogenoemde warmtegedreven adsorptiewarmtepomp - moeilijk woord, ik
weet het - ontwikkeld, die dertig tot veertig procent minder energie verbruikt
dan een normale, conventionele cv-ketel. Hij draait nu nog op aardgas,
maar met simpelweg een andere brander is deze ook geschikt voor duurzame
gassen, zoals bijvoorbeeld groengas of waterstofbiogas.” De ‘coole’ warmtepomp
is vooral interessant bij huizen die slecht geïsoleerd of moeilijk op een
andere manier te verduurzamen zijn.
“Cooll past prima in huizen van woningbouwcorporaties uit de jaren zestig, zeventig, tachtig. Daar zijn er in Nederland nog héél veel van. Alles elektrificeren lukt eenvoudigweg niet, in verband met netcongestie, is ook erg kostbaar en past qua ruimte ook vaak niet. Omdat de Cooll-warmtepomp eruit ziet als een gewone cv-ketel, ook qua grootte en aansluitingen, kan-ie één op één binnen een dag vervangen worden. Het systeem werkt op een temperatuur die geschikt is voor de bestaande radiatoren, die dus niet plaats hoeven te maken voor vloerverwarming.”
Hij vervolgt: “Het is voor particulieren, maar het businessmodel voorziet ook in levering op grote schaal aan woningbouwcorporaties. We zijn met Energiefonds Overijssel vroeg ingestapt, in 2019 al, omdat we erin geloofden. Dat critici cynisch zijn, hoort erbij. We zitten in Nederland net in de ‘van het gas-af’-transitie, maar niet alle geesten zijn er klaar voor. Het hoeft ook niet in één keer, het is simpelweg onmogelijk dat alle woningen tegelijk van het gas gaan. Dat maakt dat je voor de échte energietransitie altijd meerdere oplossingen moet hebben, en dit is er één die substantieel kan bijdragen.”
Cooll staat dus op het punt uit te breken. Er zijn intentieovereenkomsten gesloten met woningcorporaties in Noord-Brabant, er wordt gekeken naar de Belgische, Engelse en Duitse markt, maar het bedrijf hoopt ook in de thuisregio voet aan de grond te krijgen. Cooll is daarvoor ook nog op zoek naar Twentse en/of Overijsselse klanten, bijvoorbeeld woningcorporaties, die de komende winter een deel van hun huizen willen verduurzamen. “Die kunnen zich bij mij melden”, knipoogt Radboud, “en ik geef de garantie dat het een succesverhaal gaat worden.”
Circulariteit
Zoals gemeld is de CO
Radboud blijft op zoek naar nieuwe duurzame initiatieven, projecten en bedrijven. Schrikt hij niet van de hardnekkige klimaatontkenner Donald Trump? Die op ’s werelds hoogste podium korte metten maakt met groene toekomstperspectieven? “Tuurlijk, het is een zorgelijke ontwikkeling, waar we onze ogen niet voor sluiten. Maar we laten ons niet gek maken. Ja, hij is gekozen, maar hij is ook een passant. Over vier jaar kan hij verdwenen zijn, en ondertussen draait de groene onderstroom door. Die ontwikkeling valt niet meer te keren.”
2-reductie dé pijler onder het Energiefonds. Dit vertaalt zich ook aandacht voor circulariteit.In dat kader wordt er ook geparticipeerd in circulaire bedrijven. “Voor hen is het een uitdagende tijd”, weet hij. “Maar ze zijn absoluut noodzakelijk bij het slagen van onze missie. Financiering van circulaire bouwbedrijven vinden we bijvoorbeeld belangrijk. Tala, gevestigd in Broekland, is een mooi voorbeeld. Zij ontwerpen en bouwen circulaire huizen van hout en andere biobased materialen. Dingen die je al gebruikt hebt weer hergebruiken, dát is wat we willen. Niet alleen in de bouw, maar ook in breder verband.”
Passie voor hardlopen
De (duurzame) bevlogenheid van Radboud komt niet alleen aan de
oppervlakte in zijn werk voor Energiefonds Overijssel. Zo stopte
als voetballer, stapte hij binnen de omnivereniging Avanti Wilskracht over
op de hardlooptak. Die liefde is nooit meer gaan liggen. “Als mijn fysieke
toestand het toelaat, loop ik binnenkort weer de halve marathon van Enschede”,
zegt hij. “Die heb ik een stuk of tien keer gelopen, net als ik drie keer
de ‘oudste marathon van Nederland’ heb voltooid.” Het is voor hem niet
alleen inspanning, maar ook ontspanning. “Ik maak natuurlijk behoorlijk
wat trainingsmeters”, zegt hij. “Ik loop gemiddeld drie, vier per week.
Het maakt m’n hoofd leeg én zorgt voor een bepaalde mindset. En op de dag
van de wedstrijd is er de euforie van het lopen in je eigen stad, en in
mijn geval, letterlijk voor mijn huis langs. Heel bijzonder.”
Tegenwoordig is hij (ook) in de ban van trailrunning, een soort extreme vorm van hiking. “Je kunt bet vergelijken met mountainbiken zonder fiets, het liefst in de bergen. Ik heb in de Alpen al twee keer zo’n parcours afgelegd, van ruim vijftig kilometer.” Radboud voelt zich sowieso thuis in het hooggebergte, omdat hij dan dichtbij de natuur staat. Koppel dat aan zijn hang naar andere werelden en culturen, en het moge duidelijk zijn dat ook reizen een passie is van hem en zijn levenspartner. “Daarbij kiezen we eigenlijk nooit voor de gebaande paden en de toeristische hotspots.” Vol begeestering: “Vorig jaar zijn we in Peru geweest. Bewust niet in de wereldberoemde Incastad Macchu Picchu, maar in de regio Huaraz, in het noorden, hoog in het Andesgebergte. Bijna vier weken hebben we daar doorgebracht op een hoogte van 4000 meter, tussen toppen van ruim 6000 meter. We sliepen in een tentje, te midden van de adembenemende natuur. Ook Afrika en Azië hebben grote indruk gemaakt. We zijn in Nepal geweest, India. Op 6000 meter en hoger. Het is de mystiek van het hooggebergte die fascineert, waar je als mens nietig en nederig bent.”
Andere
culturen
Hij
prijst zich gelukkig met de omstandigheid dat hij dergelijkereizen überhaupt
kán maken. “Fysiek is het geen probleem en we zijn in staat om het te doen,
dat is een groot voorrecht. En ik geef toe: ik heb best een beetje last
van vliegschaamte, houd de footprint echt wel in de gaten en probeer aan
compensatie te doen, maar aan de andere kant: ik wil iets van de wereld
zien, omdat het goed is je grenzen te verleggen en je licht bij andere
culturen op te steken.” Leerzaam is het zeker, beklemtoont hij. “Elke keer
als ik terug kom, denk ik bij mezelf: wat maken we ons hier toch ontzettend
druk? En om wat? Om niets, vaak. Als je ziet met welke beperkte middelen
de mensen daar leven, van dag tot dag, en toch gelukkig kunnen zijn: dat
inspireert. Ze waarderen het kleine. En ze koesteren de oorspronkelijkheid
van de natuur. En laat ik het daar nu hartgrondig mee eens zijn.”