Iedereen die bijdraagt, doet goed
In dit nummer leest u een indrukwekkend interview met onderneemster Jessica Heutink. Iemand die op grond van haar financiële status nooit meer zou hoeven werken, maar in plaats daarvan kiest voor het steunen van goede doelen. “Dát is makkelijk”, reageerde iemand vanuit een eerste reflex, “als je rijk bent, doet het geen pijn een deel van je geld weg te geven.”
“Ho, stop”, repliceerde ik. Los van het feit dat een gift sowieso getuigt van nobel- en goedheid, legde ik hem uit dat Jessica niet alleen geld gééft, maar ook daadwerkelijk, op persoonlijke titel, projecten uit de grond stampt om de minder kansrijke medemens te helpen. Ik denk zeker te weten dat het zien van vooruitgang bij minder bedeelde zielen haar gelukkiger maakt dan een miljoen omzet meer. Mensen als Jessica, daar wordt de wereld beter van.
Het gaat natuurlijk helemaal niet om de hoogte van het te schenken geld, maar om de intentie, het juiste hart. Iedereen die bijdraagt, doet goed. Een euro, tien euro, een sympathieke inspanning in natura. Zelf heb ik een wat moeizame verhouding met deze materie. Onder het motto dat ‘je nu eenmaal niet alles kunt steunen’, maak ik doorgaans een gevoelsmatige afweging. Ik ben niet van de grote publieksacties, maar aan mensen die de moeite nemen door weer en wind met een collectebus aan de deur te komen, geef ik altijd.
Ik pleegde ook te geven aan zwervers op straat, ook al ken ik de achtergrond van hun situatie niet. In Zagreb schonk ik – bevangen door een vlaag van medelijden – al mijn kleingeld aan een bedelaarster-met-stok, die via de tekst op een kartonnen bord communiceerde dat ze geen geld voor eten had. In de zinvolle wetenschap een goede daad te hebben verricht, liep ik verder. Toen ik een uurtje later weer passeerde, spotte ik haar in een zijstraat. Waar ze het ontvangen geld afstond aan twee onguur uitziende types.
Toen de verwondering geweken was, viel het kwartje. De vrouw moet óf verlengstuk óf speelbal van een bende zijn geweest. Sindsdien ben ik op mijn hoede. En toch liet ik me onlangs, in Valencia, weer meeslepen. De aanblik van een reddeloos ogende zwerfster maakte me week, en zonder de risico-afweging van mogelijk ‘bendelidmaatschap’, gaf ik een biljet van tien euro. De dame knikte beleefd, maar zag ik in een oogwenk nu een handlanger of niet?
Ach, ik leer het ook nooit, sentimentele lul die ik ben.